Voedselverhalen – De betere bodem

De betere bodem

Gezonde bodem voor voeding met kwaliteit – Een interview door Freya Zandstra met Martina Sura, microbioloog en lector eiwittransitie Van Hall Larenstein

Hoe moet het verder met de Friese bodem, met die rijke gronden waar we al eeuwen van eten en mee leven? Martina Sura, microbioloog en lector eiwittransitie aan de Hogeschool Van Hall Larenstein in Leeuwarden vertelt over de jongste inzichten op haar vakgebied die gaan helpen om de relatie tussen de bodem, onze voeding en onze gezondheid aan te tonen. Zodat de boer de dokter van de toekomst wordt.

“Het inzicht dat mij onlangs de ogen opnieuw geopend heeft, ontstond door het onderzoek met haver, waarbij we interessante verschillen in voedingswaarde zien bij teelt met en zonder bestrijdingsmiddelen. Met het project HaVerHaal wordt de haverteelt terug gebracht in Noordoost Friesland. De boerin heeft op een deel van het perceel wel en op een ander deel van het perceel geen gewasbescherming gebruikt. We zagen daar dat er mét gewasbeschermingsmiddelen minder bodemmicro-organismen waren die de plant helpen om te groeien. Het gewas dat niet behandeld is met gewasbeschermingsmiddelen heeft een ander nutriëntengehalte dan het gewas afkomstig uit bodems behandeld met gewasbeschermingsmiddelen. Ook zien we dat de beschikbaarheid van eiwitten en beta-glucanen (die het immuunsysteem ondersteunen) hoger is, dus het nut van de voedingsstoffen in haver is groter voor het menselijk lichaam als er geen pesticiden gebruikt waren. En de opbrengst van het perceel zonder middelen was ook nog eens hoger. Deze uitkomsten willen we echt heel graag verder onderzoeken en valideren in een vervolgonderzoek.”

“In een ander onderzoek – samen met Biosintrum en Ecostyle – hebben we een groep boeren zelf twee stukken land laten uitkiezen: hun beste en hun slechtste stuk. Dat kan zijn vanwege opbrengst, waterretentie, plantgezondheid – waarom het goed of slecht is, dat hebben we aan de boeren overgelaten. Als we van deze bodems het microbioom onderzoeken, zien we indicator-micro-organismen in de goede stukken, die niet voorkomen in de slechte stukken. Waarom dat zo is, weten we nog niet. Maar dat is zeker interessant voor meer onderzoek. Kunnen we van deze indicatoren een biologische bemesting maken, door deze micro-organismen toe te voegen aan de slechte bodems?”

“De grote vraag is hoe wij in Friesland met onze bodems omgaan: welke potentie is er en hoe kunnen we de Friese bodem gebruiken voor meer diverse doeleinden? We produceren genoeg dierlijke eiwitten, maar niet genoeg plantaardige eiwitten om zelfvoorzienend te zijn. De diversiteit in de productie kan worden vergroot, vooral van de eiwitrijke gewassen. Er liggen echt goede kansen om door de teelt van peulvruchten ook stikstof te binden. Ik wil niet voorschrijven hoe een ander het moet doen, maar hoop mensen te inspireren tot een duurzamer en diverser gebruik van de bodem. Zo is kruidenrijk grasland bijvoorbeeld beter voor de bodem dan een monocultuur van Engels raaigras.”

“Het is natuurlijk zo: als we regionale diversiteit in voedsel aanbieden, maar de consument het niet wil eten, heeft het voor de boer weinig zin om het te telen. Op dit moment is de verbinding tussen consument en boer niet erg sterk. We moeten terug naar die verbinding en naar wederzijds begrip en waardering. Dat is een goede start van een systeembenadering. Ik zie dat veel boeren andere wegen zoeken, dat ze zichzelf andere doelen stellen door kwaliteit boven kwantiteit te stellen. Ze richten zich op de nutritionele kwaliteit van gewassen en het belang van gezonde bodems. Maar is de consument hier klaar voor? Begrijpt de consument de verschillen in voedselproductie en wat deze betekenen voor zowel de bodemgezondheid als de menselijke gezondheid?”

“Een andere interessante deelvraag is hoe kleinschalig of grootschalig de gewasproductie is. De voedselketen zoekt naar een circulaire aanpak, bijvoorbeeld om reststromen te verwerken en zo de kleinschalige gewasproductie ook financieel interessant te maken. In onze laboratoria onderzoeken we de mogelijkheden en testen we met behulp van fermentatie hoe we reststromen kunnen verwerken naar een alternatieve voedselbron uit micro-organismen. Ik denk dat dit de circulariteit kan vergroten en agrariërs een alternatief verdienmodel kan bieden.”

“In Friesland hebben we rijke bodems, van rijke klei tot veengronden. Op de klei zien we verzilting en verdichting, op het veen oxidatie. Dat zijn problemen die doorwerken in onze voedselproductie. Nu gaat het nog over kwantiteit, hoeveel ton halen we van het land? Maar in de toekomst gaat het over kwaliteit: hoeveel nutriënten komen van het land? Hoe gebruiken we die bodems goed voor het produceren van de optimale nutriënten? Al die voorlopers in de landbouw hebben bewijs nodig: hoe beïnvloeden landbouwpraktijken de kwaliteit van gewassen en onze gezondheid? Daarvoor doen wij onderzoek, bijvoorbeeld met Avalon, naar het True Cost verhaal en verdienmodellen voor de boeren: waarmee waarderen we al de alternatieve werkwijzen? Dat moet echt betere verdienmodellen opleveren voor die pionierende boeren.”

“De vraag zou moeten zijn: wat kunnen we verbeteren aan onze landbouwpraktijken om te zorgen dat de nutriëntendichtheid groter wordt en nutriëntensamenstelling optimaal is? In en om de plant zitten micro-organismen, die zorgen dat de nutriënten van de bodem beschikbaar zijn voor de plant. Deze micro-organismen beïnvloeden dus de nutritionele kwaliteit van het gewas, zoals mineralen, vitaminen of plantsecundaire metabolieten zoals polyfenolen. En zo komen die stoffen ook voor ons beschikbaar als we de plant eten. In het landelijke onderzoeksproject Soils2Guts bestuderen we hoe de landbouwpraktijken en bodem samenhangen met de nutritionele en microbiële kwaliteit van het gewas, en hoe dit de darmgezondheid beïnvloedt Als je kunt aantonen dat deze verbanden er liggen, dan kun je met landbouwpraktijken sturen op bepaalde micro-organismen in de bodem. En dat wordt de agrarische sector producent voor de gezondheidszorg: de boer als dokter van de toekomst.”

“Ons eiwittransitie-onderzoeksteam werkt mee aan verschillende grote landelijke projecten: Soils2Guts naar bodem- en plantmicrobioom en menselijke gezondheid, CropXR en Biotech Booster naar de toegevoegde waarde van bodemmicro-organismen voor weerbaar telen en voedingswaardegerichte landbouw en Holomicrobioom, waarin alle disciplines met betrekking tot het microbioom bij elkaar komen. Het Holomicrobioom refereert aan het grote web van micro-organismen waar we deel vanuit maken. De paradigm shift in de biologie is het veranderende inzicht, dat wij niet alleen maar mens zijn. Wij denken over onszelf als mensen, we denken dat we uit menselijke cellen bestaan en zo dieren zijn dieren, planten zijn planten. Maar we zijn in feite een gemeenschap van cellen. We bestaan voor 57% uit microbiële cellen en voor 43% uit humane cellen. We zijn dus in feite een holobioom: een meta-organisme van humane en microbiële cellen. De microbiële cellen tussen verschillende omgevingen en organismen, zoals bodem, plant en mens beïnvloeden elkaar. Zo is het humane microbioom een onderdeel van een groot web van micro-organismen tussen verschillende omgevingen. We noemen dat de paradigm shift, omdat je je het niet meer anders kunt zien als je dit eenmaal doorziet.”

“We kunnen niet zonder onze microbiota, zonder hen kunnen we niet leven. Ze verteren ons voedsel, produceren onze vitamine K, verzorgen onze weerstand, onze vitaliteit. En datzelfde geldt voor planten: zonder micro-organismen worden planten ziek en krijgen ze niet voldoende stoffen binnen. En het geldt voor de bodem ook. Het is één groot voedselweb, waar micro-organismen een hele grote rol spelen. Zo kan ik nooit meer denken aan een persoon als: alleen maar humane cellen. Eigenlijk kun je zeggen: we zijn nooit alleen.”

Wij doen ook mee: