De andere waarde van aarde
Een gezond bedrijf in een kwetsbaar klimaat – Door Freya Zandstra
“De teelt is niet lastig: sla, prei of tomaten telen zonder bestrijdingsmiddelen of kunstmest, dat lukt best. Maar afzet vinden voor biologisch, dat valt niet mee.” Volgend jaar viert Jochum de Boer uit Kimswert zijn dertigjarig bestaan als tuinbouwer. Zijn kas op de zeeklei doet in niets denken aan de tomaten-, komkommer- en paprikafabrieken op Het Bildt en in de piolder. Hier staat de venkel naast de paksoi en de tomaten naast de boontjes. Daar tussendoor eten kippen en konijnen in mobiele rennen de achtergebleven restjes van het andijviebed leeg.
Het verhaal van boer De Boer is een hoopvol verhaal. Want hij ontrafelde het geheim van een levende bodem, de heilige graal van elke boer. Toen hij in 1995 het glastuinbouwbedrijf overnam van zijn vader was er in de hele bodem geen regenworm te vinden, niets ten nadele aan De Boer senior, en wel een massa slakken. Van een gesloten kas een gezond ecosysteem maken valt ook niet mee. Maar als het lukt, is dat dé manier om het bedrijf generaties lang aan de praat te houden.
Levende bodem
Daarom worden er iedere jaar massa’s mest naar binnen gereden, zoveel als toegestaan is volgens de biologische richtlijnen. En wordt de bodem nauwgezet bemonsterd en bijgevoed voor een optimale balans in mineralen en sporenelementen. De bodem is altijd bedekt met levend gewas in een rijke keur aan soorten. Want die aarde onder zijn kas van een hectare, dat is het kapitaal. En met dat kapitaal zit het wel goed. Keer op keer blijkt uit laboratoriumanalyses dat de balans in de bodem prachtig op orde is, maar ook zonder analyse is een blik in de kas voldoende om te zien hoe het daar lééft.
En dankzij die bodem gaat het met de tuinderij zo goed. Gezonde tomaten staan nog eind oktober vol in frisgroen blad en dragen afrijpende vruchten. “De natuur wil geen monocultuur. Daarom is tomatenteelt op industriële schaal zo lastig: bij te veel van hetzelfde neemt de natuur maatregelen en begint met opruimen.”
Donker randje
Met het ecosysteem als kapitaal onder het bedrijf zit het wel goed. Het hoopvolle verhaal krijgt een donker randje als het over de financiële waardering gaat. Sinds jaar en dag levert De Boer zijn biologische groenten aan een reeks partijen, waarvan lange tijd de noordelijke groothandel De Zaaister de grootste was. “Ik stemde mijn zaaiplan met hen af en vertelde wekelijks wat er klaar was. Dat werd afgenomen en als ergens veel van was, vonden ze daar ook een plekje voor.”
Maar De Zaaister en nagenoeg alle andere kleine afnemers in de biomarkt werden overgenomen door groothandel Udea en die werkt heel anders. “Pas op vrijdag weet je wat je op zaterdag moet kunnen leveren. Dat gaf zoveel onzekerheid en bedrijfsrisico, dat werkt niet voor mij. Want soms blijf je dan met alles zitten.” Daarom koos De Boer voor partijen in de korte keten: zo levert hij veel aan De Streekboer en Hofweb en daarnaast aan tal van restaurants en voedselcoöperaties. De laatste paar jaar levert hij zo aan zo’n vijftien kleinere afnemers, wat meer werk is en minder opbrengst geeft. En daarmee is de financiële balans zoek tot het punt dat de bank de rente opvoert vanwege de omzetcijfers.
Toegevoegde waarde
“Ik vertel bij de bank natuurlijk ook wat ik doe voor de gezondheid van de bodem en het ecosysteem. Maar dat zegt ze echt niets. Daarom ben ik op zoek naar een andere manier van financiering, die daar meer recht aan doet. Het is maar hoe je er als financier naar kijkt: hoe kijk je naar een akkerbouwer die de bodem uitput en verzout met kunstmest en naar mijn werkwijze die de bodem verbetert. Dat is het klimaat waarin we werken: hier spoelt niets af naar het oppervlaktewater – geen gif, geen kunstmest, geen drijfmest – en toch betaal ik net zoveel aan waterzuiveringslasten. Mijn werkwijze is niet schadelijk voor de biodiversiteit, maar helpt die juist vooruit. De toegevoegde waarde van de biologische landbouw voor het ecosysteem moet ook financieel gewaardeerd zouden worden, dat wordt echt de hoogste tijd.”
“Toen ik de tuinderij overnam wilde ik het op zo’n manier doen dat ik er achter kon staan. Zonder gif en kunstmest dus, want ik weet wat dat met de bodem doet. Dus schakelde ik om naar biologisch, wat op zich al een kostbare operatie is vanwege de omschakeltijd. Toen dacht ik dat echt iedereen over vijftig jaar zou zeggen: ‘jullie waren toen echt gek dat je gif op je eten spoot’. Nu zijn we dertig jaar verder en denk ik: dan moet dat kwartje wel haast eens gaan vallen.”
Maar uiteindelijk is het verhaal van boer De Boer toch écht een hoopvol verhaal. “Het mooie van leveren aan de korte keten is de verbinding. Daar zit de toekomst, misschien ook wel financieel: door mensen bij de tuin te betrekken die het werk voor een levende bodem waarderen.” Want ook al is het niet eenvoudig met zo’n gezond bedrijf in een kwetsbaar klimaat, De Boer zou het geen andere werkwijze willen. “Ik wil dit bedrijf sterk en vitaal nalaten aan de volgende generatie. Mijn zoon is nog jong, maar is met veel plezier actief op de tuinderij. Bezoekers vinden het geweldig om door hem rondgeleid te worden. De toekomstige generatie verdient het ook dat we anders gaan kijken naar de waarde van de aarde.”